De European Language vaardigheidsniveaus
A1 - Beginner
Kunt vertrouwen, begrijpen en gebruiken vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen, gericht op de bevrediging van de behoeften van een betonnen. Kan en anderen bedenken en maken andere mensen vragen over zichzelf - bijvoorbeeld. B. waar ze wonen, wat voor soort mensen ze kennen en wat ze hebben - en kunnen reageren op vragen van deze aard. Kan op een eenvoudige manier, wanneer de gesprekspartners spreken om langzaam en duidelijk spreekt en bereid is om te helpen.
A2 - Basiskennis
Kan begrijpen zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen, betrekking hebben op gebieden die van direct belang (van. B. Informatie voor persoonlijk gebruik en familie, Winkelen, Work, omgeving). Kan eenvoudig in te, communiceren routinematige situaties, waar het gaat om een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde en alledaagse kwesties. Kan in eenvoudige bewoordingen aspecten van de achtergrond en opleiding, onmiddellijke omgeving en kwesties op gebied van directe behoeften.
B1 - Intermediair taalgebruik
Kan de belangrijkste punten begrijpen, duidelijke standaardteksten over vertrouwde zaken die regelmatig voorkomen op het werk, School, Vrijetijdsbesteding, etc. gaat. Kan omgaan met de meeste situaties, die zich kunnen voordoen tijdens een reis in het taalgebied. Kan een eenvoudige lopende tekst produceren over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Kan ervaringen en gebeurtenissen te beschrijven, Dromen, Beschrijf verwachtingen en ambities en geven adviezen en plannen korte uitleg.
B2 - Onafhankelijk gebruiker
Kunnen begrijpen van de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen; begrepen in hun gebied, met inbegrip van technische besprekingen. Kan zo spontaan en vlot kan communiceren, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers voor geen van beide partijen mogelijk. Kan duidelijke, gedetailleerde tekst produceren over een breed scala van onderwerpen, een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de- specificeren en nadelen van diverse opties.
C1 - Gespecialiseerde taalvaardigheid
Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten en de impliciete betekenis herkennen. Kan spontaan en vloeiend, moet duidelijk herkenbaar zijn om te zoeken naar woorden zonder veel te. Kan gebruik maken van de taal in het sociale en professionele leven of in opleiding en studies effectief en flexibel te gebruiken. Kan duidelijke produceren, gestructureerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen en daarbij gebruikmaken van organisatorische geassocieerde tekst adequaat.
C2 - Bijna moedertaal vaardigheden
Kan bijna alles, wat hij / zij hoort of leest, gemakkelijk begrijpen. Kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen, reconstrueren samenvatten argumenten en rekeningen in een samenhangende presentatie. Kan spontaan, uiten vloeiend en precies, hierbij fijne nuances in betekenis, zelfs in complexere situaties.